vraag | antwoord | paragraaf | pagina | hoofdstuk | |||
1 | Noem tenminste vier soorten cellen, waaruit het lichaam van een mens is opgebouwd. | Dekcellen; botcellen; spiercellen, kraakbeencellen; zenuwcellen; bindweefselcellen; vetcellen | 1.1 | 8 | 1 | ||
2 | Wat is een orgaanstelsel? | Organen die samen een bepaalde taak hebben. | 1.2 | 8 | 1 | ||
3 | Waaruit bestaan spieren? | Weefsel dat zich kan samentrekken en ontspannen. | 1.2 | 8 | 1 | ||
4 | Wat zijn de ademhalingsorganen en wat doen ze? | - de luchtweg, de verbinding tussen de longen en de buitenwereld; - de longen, waar de gasuitwisseling plaatsvind; - de ademhalingsspieren, die ervoor zorgen dat de borstholte afwisselend groter en kleiner wordt. | 1.2 | 9 | 1 | ||
5 | Wat is de functie van het ademhalingsstelsel? | - zuurstof uit de lucht opnemen; - het bloed van zuurstof voorzien; - koolzuur opnemen uit het bloed; - koolzuur uit het lichaam verwijderen. | 1.2 | 9 | 1 | ||
6 | In welk orgaan en waar in dit orgaan wordt zuurstof uit de buitenlucht in het bloed opgenomen? | In de longen.De longblaasjes bevindt zich een netwerk van bloedvaatjes. | 1.2 | 10 | 1 | ||
7 | Wat is de bloedsomloop? | Het stromen van het bloed door de bloedvaten (de slagaders en de aders), als gevolg van de werking van het hart | 1.2 | 13 | 1 | ||
8 | Wat is het meest zichtbare orgaan? | De huid | 1.2 | 14 | 1 | ||
9 | Hoeveel botten vormen het lichaam? | 206 botten en botjes (ruim 200) | 1.2 | 15 | 1 | ||
10 | Wat zijn de taken van het skelet? | - vorm en steun geven aan het lichaam; - bescherming van belangrijke organen als hersenen, hart en longen; - samen met de spieren beweging mogelijk maken. | 1.2 | 15 | 1 | ||
11 | Welke soorten spieren zijn er en wat is daarvan het kenmerk? | - Willekeurige spieren, die zich kunnen op commando samentrekken en ontspannen; - Onwillekeurige spieren, die niet onderworpen zijn aan de wil. | 1.2 | 19 | 1 | ||
12 | In welk orgaan worden voedingsstoffen in het bloed opgenomen? | In de dunne darm. | 1.2 | 19 | 1 | ||
13 | Waaruit bestaat het zenuwstelsel? | De hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen | 1.2 | 8-9 | 1 | ||
14 | Wat zijn de functies van de huid? | - lichaam beschermen tegen schadelijke invloeden en tegen uitdroging; - lichaamstemperatuur regelen, door middel van zweetafscheiding en bloeddoorstroming; - het contact van het lichaam met de omgeving onderhouden, door middel van tastlichaampjes en pijn- en temperatuurszenuwen. | 1.2 | 10-11 | 1 | ||
15 | Waarom worden de hersenfunctie, de ademhaling en de bloedsoploop vitale functies genoemd? | Omdat ze van levensbelang zijn en niet goed zonder elkaar kunnen. | 1.2 | 10, 12 | 1 | ||
16 | Noem een aantal maatregelen die je kunt nemen om een gevaarlijke situatie veiliger kunt maken? | Het verkeer omleiden; de motor van een voertuig uitzetten; elektriciteit uitschakelen; kleren die in contact zijn gekomen met bijtende stoffen uittrekken. | 2.1 | 29 | 2 | ||
17 | Welke gevaren bedreigen het slachtoffer dat niet genoeg beschut is? | Onderkoeling bij koud weer, regen en wind. Oververhitting en zonnesteek bij extreme warmte en felle zonneschijn. | 2.1 | 30 | 2 | ||
18 | Waarom kun je het beste een slachtoffer eerste hulp verlenen op de plaats waar hij ligt of zit? | Door een slachtoffer te verplaatsen kan zijn toestand verslechteren. | 2.1 | 31 | 2 | ||
19 | Hoe kunnen we een slachtoffer, die bij bewustzijn is en op een been kan staan, over een korte afstand vervoeren? | Met ondersteunend verplaatsen. | 2.1 | 35 | 2 | ||
20 | Wat zijn de vijf punten die altijd aan de orde komen bij de verlening van eerste hulp? | Je let op gevaar; je gaat na wat er is gebeurd en daarna wat iemand mankeert; je stelt het slachtoffer gerust en zorgt voor beschutting; je zorgt voor professionele hulp; je help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt of zit. | 2.1 | 28-32 | 2 | ||
21 | Wat moet er bij een melding aan de ambulancedienst worden doorgegeven? | Naam van de melder, plaats waar de hulp naartoe moet, wat er is gebeurd, aantal slachtoffers,als het een kind is de (geschatte) leeftijd, wat het slachtoffer mankeert. | 2.1 | 30-31 | 2 | ||
22 | Waarop moet je letten in verband met je handen bij de noodvervoersgreep van Rautek? | Dat de vingers en de duimen van de hand aaneengesloten zijn. | 2.1 | 33-35 | 2 | ||
23 | Op welke manieren kunt je een slachtoffer verplaatsen dat niet meer kan lopen? | Met de noodvervoersgreep van Rautek; door hem aan de benen weg te slepen; door hem ondersteunend te verplaatsen. | 2.1 | 33-35 | 2 | ||
24 | Wat is de volgorde bij punt 1 van de 5 belangrijke punten en waarom? | Eerst voor jezelf (anders kan je niet helpen); dan voor omstanders (meer slachtoffers); dan voor het slachtoffer. | 2.1 | docenten | 2 | ||
25 | Waarom ga je eerst na wat er is gebeurd en daarna pas wat het slachtoffer mankeert? | Als je weet wat er is gebeurd, geeft deze informatie je dikwijls een aanwijzing voor het letsel dat het slachtoffer kan hebben. | 2.1 | docenten | 2 | ||
26 | Wat doe je als een slachtoffer wil opstaan? | Je legt het slachtoffer uit dat het beter is te blijven liggen of zitten. | 2.1 | docenten | 2 | ||
27 | Wat zijn de functies die van direct levensbelang zijn? | Hersenfunctie; ademhaling; bloedsomloop | 3.1 | 39 | 3 | ||
28 | Wat verstaan we onder zuurstoftransport? | Het proces waardoor zuurstof de cellen bereikt. | 3.1 | 39 | 3 | ||
29 | Noem tenminste drie oorzaken waardoor er een onvoldoende werking van de longen kan zijn. | Oppervlakkig ademhalen bij pijn door gebroken ribben; een doordringende borstwond; stoornissen in de bloedsomloop; beschadiging van de hersenen; verdrinking of bedelving. | 3.2 | 40 | 3 | ||
30 | Noem tenminste drie oorzaken waardoor er een gestoorde sturing vanuit de hersenen kan zijn.. | Hersenbloeding of een beroerte - schedelhersenletsel - stoornissen in de ademhaling of bloedsomloop - epilepsie - vergiftiging - suikerziekte - onderkoeling - oververhitting - elektrische schok. | 3.2 | 40 | 3 | ||
31 | Wat zijn de oorzaken van stoornissen in de vitale functies? | 1 geheel of gedeeltelijke afsluiting van de luchtweg 2 onvoldoende werking van de longen 3 onvoldoende werking van het hart 4 onvoldoende bloed in de bloedvaten 5 gestoorde werking vanuit de hersenen | 3.2 | 40 | 3 | ||
32 | Noem drie mogelijke oorzaken waardoor er onvoldoende bloed door de bloedvaten stroomt. | Inwendige of uitwendige bloeding, uitdroging, verminderde werking van het hart | 3.2 | 40 | 3 | ||
33 | Waartoe leidt beschadiging van de hersenen en wat is het gevolg hiervan? | Ontregeling van de ademhaling en bloedsomloop, waardoor het zuurstoftekort verder toeneemt | 3.2 | 40 | 3 | ||
34 | Welke ziektes en letsels kunnen problemen met de ademhaling veroorzaken? | Blootstaan aan brand, longziekten en COPD, vernauwde luchtwegen in combinatie met koorts. | 3.2 | 40 | 3 | ||
35 | Aan welke kant moet een slachtoffer worden benaderd? | Aan de kant van het gezicht. | 3.2 | 42 | 3 | ||
36 | Hoe benader je een slachtoffer? | Benader het slachtoffer aan de kant van het gezicht; spreek hem luid en duidelijk aan en geef gerichte opdrachten; als het slachtoffer niet reageert schud je hem voorzichtig aan de schouders, zorg er daarbij voor dat het hoofd niet beweegt. | 3.2 | 42-43 | 3 | ||
37 | Wat zijn de handelingen bij het van de buik naar de rug draaien in de juiste volgorde? | Kniel naast het slachtoffer aan de kant van zijn gezicht. Leg de arm van het slachtoffer die het dichtst bij je is langs zijn lichaam. Zorg ervoor dat de hand van die arm plat op de grond ligt, met de handpalm naar boven. Loop om het slachtoffer heen. Leg het been van het slachtoffer dat het verst van u verwijderd is over zijn andere been. Kniel aan de kant van zijn achterhoofd. Breng de arm van het slachtoffer die het dichtst bij je is voorzichtig langs zijn hoofd omhoog. Zorg ervoor dat de arm recht langs het hoofd ligt en de hand van die arm plat op de grond, met de rug van de hand naar boven. Pak het slachtoffer met één hand bij de schouder en met de andere hand bij de heup. Pak daarbij tevens de arm die langs de heup ligt. Draai het slachtoffer naar je toe tot hij op zijn zij ligt. Laat de schouder los en steun met die hand zijn hoofd. Draai het slachtoffer door tot hij op zijn rug ligt. | 3.2 | 45-46 | 3 | ||
38 | Waar naar moeten we kijken bij het beoordelen van de ademhaling? | Of het slachtoffer een bewustzijnsstoornis heeft; een benauwde indruk maakt; naar zijn keel grijpt; naar adem snakt; een blauwe kleur heeft; letsel of verbranding in zijn gezicht heeft; een regelmatig op en neer gaande borst en buik heeft en of dat vaker dan 10 keer per minuut gebeurd. | 3.2 | docenten | 3 | ||
39 | Welke niveaus van bewustzijn onderscheiden we? | ongestoord of bij bewustzijn en bewusteloosheid | 3.3 | 43 | 3 | ||
40 | Hoe kan de luchtweg worden beoordeeld? | Luisteren of er abnormale geluiden zijn: gieren, piepen, zagen, snurken of rochelen; Kijken of het slachtoffer bij bewustzijn is of een gestoord bewustzijn heeft; een benauwde indruk maakt; naar zijn keel grijpt; naar adem snakt; een blauwe kleur heeft, letsel of verbranding in zijn gezicht heeft. | 3.3 | 47 | 3 | ||
41 | Waarop wijst een snelle ademhaling (meer dan 30 keer per minuut) | Dat wijst op zuurstof tekort. | 3.3 | 47 | 3 | ||
42 | Wat is een normale ademhaling? | Wanneer je geen rochelende of gierende geluiden hoort, de borst en/of de buik van het slachtoffer regelmatig op en neer gaan en het slachtoffer geen benauwde indruk maakt, bij de mond is een luchtstroom voelbaar. | 3.3 | 47 | 3 | ||
43 | Hoe kan je de ademhaling controleren bij een slachtoffer die bewusteloos is en op de rug ligt? | met de kinlift terwijl het slachtoffer op de rug ligt: kin optillen, hoofd achterover kantelen, eigen oor en wang boven neus en mond SO, langs de borst kijken | 3.3 | 47 | 3 | ||
44 | Op welke plaats moet de de borstcompressie uitvoeren? | Op midden van de borstkas | 3.3 | 48 | 3 | ||
45 | Wat is het tempo van de uitwendige hartmassage? | 100 keer per minuut. | 3.3 | 49 | 3 | ||
46 | Hoever moet het borstbeen in de richting van de wervelkolom worden gedrukt bij volwassenen? | 4 tot 5 cm. | 3.3 | 49 | 3 | ||
47 | Wat moet er worden gedaan als de eerste beademing niet effectief is? | mondinspectie; controle of het hoofd voldoende naar achteren gekanteld is en of kinlift juist is; knellende kleding losmaken. | 3.3 | 50 | 3 | ||
48 | Wanneer gebruiken we de snelle kantelmethode? | Als tijdens de beademing maaginhoud naar de mond stroomt. | 3.3 | 51 | 3 | ||
49 | Waarom moet bij het beademen de neus goed worden afgesloten? | Omdat lucht de kortste en makkelijkste weg kiest en dus anders door de neus ontsnapt. | 3.3 | 52 | 3 | ||
50 | Wat moet er met de bril van een bewusteloos slachtoffer, die in de stabiele zijligging wordt gebracht, gebeuren? | De bril moet worden afgezet. | 3.3 | 53 | 3 | ||
51 | Hoe vaak moet de ademhaling gecontroleerd worden? | Om de minuut. | 3.3 | 55 | 3 | ||
52 | Hoe kan je de ademhaling controleren bij een slachtoffer die bewusteloos is en in de stabiele zijligging ligt? | 1 hand met gespreide vingers, wijzend naar hoofd SO, op overgang buik en borst, andere hand met gespreide vingers, wijzend naar hoofd SO, op de rug tegenover andere hand. | 3.3 | 55 | 3 | ||
53 | Waaruit bestaan een reanimatie? | Uitwendige hartmassage en beademing. | 3.3 | 48-50 | 3 | ||
54 | Waaruit bestaat de reanimatie (met de aantallen en het tempo)? | Uitwendige hart massage 30 keer in een tempo van 100 per minuut; beademen, 2 keer in blazen (iedere inblazing duurt 1 seconde, met 1 seconde tussen de inademingen om te kijken of de borstkas weer daalt). | 3.3 | 48-50 | 3 | ||
55 | Op welke 2 manieren kan je iemand beademen en wanneer pas je de manier toe? | mond-op-mond, bij voorkeur; mond-op-neus, als mond-op-mond-beademing niet mogelijk is. | 3.3 | 49-50 | 3 | ||
56 | Moet een slachtoffer dat bewusteloos is en op zijn buik ligt altijd op de rug gedraaid worden? Geef een verklaring. | Nee, alleen als de beoordeling van zijn vitale functies niet goed mogelijk is. | 3.3 | docenten | 3 | ||
57 | Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van afsluiting van de luchtweg bij bewusteloosheid? | De luchtweg van het slachtoffer kan afgesloten raken door zijn eigen tong of door braaksel. | 3.3 | docenten | 3 | ||
58 | Wat kan een stoornis in de ademhaling veroorzaken? | verslikking in voedsel, zwelling als gevolg van een ziekte of een letsel of verbranding in het gezicht | 3.3 | docenten | 3 | ||
59 | Waar moet een slachtoffer liggen bij de uitwendige hartmassage? | Op zijn rug op een harde ondergrond. | 3.3 | docenten | 3 | ||
60 | Wat is het doel van de uitwendige hartmassage in combinatie met beademen? | Ervoor zorgen dat zuurstofrijk bloed door de bloedvaten stroomt. | 3.3 | docenten | 3 | ||
61 | Tot hoe lang ga je door met reanimeren? | Totdat deskundige hulp het van u overneemt of aangeeft dat verder reanimeren zinloos is; het slachtoffer tekenen van herstel vertoont; je uitgeput raakt; het niet meer te verwachten is dat professionele hulp binnen afzienbare tijd aanwezig kan zijn. | 3.3 | docenten | 3 | ||
62 | Wanneer wordt bij meer dan 1 hulpverlener de reanimatie overgenomen? | na 2 minuten | 3.3 | docenten | 3 | ||
63 | Waartoe kan een toenemende druk op de hersenen leiden? | verlammingsverschijnselen; spraakstoornissen; braken en een toenemend bewustzijnsverlies. | 3.3 | docenten | 3 | ||
64 | Wat heeft SO vaak gevoeld bij een beroerte door een bloeding gevoeld? | hevige hoofdpijn,een 'knap' in het hoofd | 3.4 | 56 | 3 | ||
65 | Wat kunnen de bij een beroerte, door een afsluiting van het bloedvat, zijn? | verlammingsverschijnselen; spraakstoornissen; soms bewusteloosheid | 3.4 | 57 | 3 | ||
66 | Wat is epilepsie? | een ziekte van de hersenen, die toevallen (insulten) veroorzaakt. | 3.4 | 59 | 3 | ||
67 | Wat kunnen de verschijnselen zijn bij een te lage suikerspiegel? | licht in de hoofd voelen; trillen; geeuwen; transpireren; gedragsverandering; plotselingen bewusteloosheid. | 3.4 | 59 | 3 | ||
68 | Waardoor kan een te laag suikerspiegel worden hersteld? | door het drinken van zoete dranken en het eten van bijvoorbeeld een boterham met jam of suikerklontjes. | 3.4 | 59 | 3 | ||
69 | Wat is een (dreigende) flauwte en wat is daarvan de oorzaak? | Een kortdurende vermindering van het bewustzijn als gevolg van een tijdelijk afgenomen bloedtoevoer naar de hersenen | 3.4 | 61 | 3 | ||
70 | Wat zijn de verschijnselen van een (dreigende) flauwte? | Eerst: een bleke gelaatskleur, zweten, geeuwen; na enige tijd: bewustzijnsvermindering; uiteindelijk: bewustzijnsverlies; soms: trekkingen die op epilepsie lijken. | 3.4 | 61 | 3 | ||
71 | Wat kan je doen bij epilepsie? | geen bewegingen tegenhouden; voor zo veel mogelijk bewegingsruimte voor SO zorgen; knellende kleding losmaken; na aanval nog bewusteloos: stabiele zijligging, eventueel professionele hulp. | 3.4 | 61 | 3 | ||
72 | Wanneer moet je bij epilepsie professionele hulp inroepen? | bij aanvallen die elkaar opvolgen of ononderbroken doorgaan; bij ademhalingsproblemen; het oplopen van letsel(s); duur van de aanval langer dan 5 minuten | 3.4 | 61 | 3 | ||
73 | Wat moet je doen bij een (dreigende) flauwte? | Proberen te voorkomen dat het slachtoffer het bewustzijn verliest door: voor frisse lucht te zorgen; hem plat neer te leggen en hem gerust te stellen. | 3.4 | 62 | 3 | ||
74 | Welke letsels en ziektes kunnen een stoornis in het bewustzijn veroorzaken? | hersen- en schedelletsel,epilepsie,suikerziekte, beroerte en een dreigende flauwte | 3.4 | 55-61 | 3 | ||
75 | Wat is de EH bij een beroerte? | onmiddellijke professionele hulp (laten) waarschuwen; bewusteloos SO stabiel leggen | 3.4 | 57 docenten | 3 | ||
76 | Wanneer moet je bij suikerziekte professionele hulp inroepen? | als SO door bewustzijnsverlies of vermindering niet meer kan eten; er geen verbetering optreedt na het eten of drinken | 3.4 | 59 docenten | 3 | ||
77 | wanneer is er sprake van suikerziekte? | als zonder medicijnen geen goed bloedsuikergehalte in het bloed te handhaven is. | 3.4 | docenten | 3 | ||
78 | Wat is een beroerte? | een verstoorde werking van de hersenen doordat een bloedprop een hersenslagader afsluit of doordat een bloedvat gesprongen is en er bloedverlies is binnen de schedel. | 3.4 | docenten | 3 | ||
79 | Wat kan er gebeuren bij een beroerte door een bloeding? | De druk op de hersenen kan toenemen. | 3.4 | docenten | 3 | ||
80 | Waarop duidt een verandering in het bewustzijn? | De hersencellen krijgen te weinig zuurstof. | 3.4-3.5 | docenten | 3 | ||
81 | Waar ga je staan bij een slachtoffer van verslikking, voordat je stoten tussen de schouderbladen geeft? | Schuin achter / iets opzij van het slachtoffer | 3.5 | 64 | 3 | ||
82 | Wat moet je doen bij een verslikking? | 1 stoten tussen de schouderbladen (maximaal 5 keer) 2 de handgreep van Heimlich uitvoeren help eventueel losliggende voorwerpen te verwijderen. | 3.5 | 64 | 3 | ||
83 | Hoe heet de handgreep die je kunt doen bij een verslikking? | De handgreep van Heimlich | 3.5 | 64 | 3 | ||
84 | Hoeveel stoten geven we tussen de schouderbladen bij een verslikking? | Maximaal 5 | 3.5 | 64 | 3 | ||
85 | Wat is een verslikking? | Gedeeltelijke of volledige afsluiting van de luchtweg doorvoedsel of een voorwerp. | 3.5 | 63-64 | 3 | ||
86 | Waaruit bestaat een AED? | een kastje met elektromen die met een kabel aan de AED verbonden moeten zijn | 4.2 | 75 | 4 | ||
87 | Wat is het advies van de AED bij een hartstilstand? | starten met de reanimatie (BLS) | 4.2 | 75 | 4 | ||
88 | Wat is een AED? | Een Automatische Externe Defibrillator (AED) is een apparaat dat kan controleren of er een hartritme is en of defibrillatie noodzakelijk is; het kan zelf een schok toedienen of adviseren een schok toe te dienen door een knop in te drukken. | 4.2 | 75 | 4 | ||
89 | Wat is kamerfibrilleren? | De kamers van de hartkamers gaan trillen, waardoor het hart zijn pompfunctie verliest. | 4.2 | 76 | 4 | ||
90 | Waaruit bestaat een wondpleister? | Strook steriel gaas, vastgehecht op kleefpleister | 5.1 | 79 | 5 | ||
91 | Waarvoor gebruiken we kleefpleister? | om verband (op de (droge) huid) vast te zetten. | 5.1 | 79 | 5 | ||
92 | Wat is steriel gaas? | Gaas dat kiemvrij is gemaakt, het is ook hydrofiel (vochtopnemend). | 5.1 | 80 | 5 | ||
93 | Hoe moet je de zwachtel vasthouden? | Zo dat je in de rol kijkt. | 5.1 | 81 | 5 | ||
94 | In welke richting wordt er gezwachteld? | In de richting van de romp, bij voorkeur van dun naar een dikker deel. | 5.1 | 81 | 5 | ||
95 | Waarvan is (elastisch) hydrofiel zwachtel gemaakt? | van losgeweven (elastisch) materiaal | 5.1 | 81 | 5 | ||
96 | Wat is ideaalzwachtel? | een stevig zwachtel gemaakt van elastisch materiaal | 5.1 | 81 | 5 | ||
97 | Hoe moeten de zwachtels van een snelverband worden aangelegd? | De eerste slag over de rand van het verband (half op de huid); dakpansgewijs (vorige slag overlappend) naar het midden. | 5.1 | 82 | 5 | ||
98 | Waarop moeten we letten bij het openen van het snelverband? | Dat het verband opgevouwen blijft | 5.1 | 82 | 5 | ||
99 | Waaruit bestaat wondsnelverband? | een steriel, vochtopnemend wondkussen met aan de ene kant een lange en aan de andere kant een korte elastisch hydrofiele zwachtel. De vrije einden zijn voorzien van een stukje kleefpleister | 5.1 | 82 | 5 | ||
100 | Wat is een snelverband? | steriel gaas, witte watten of een ander sterk vochtopnemend materiaal en een (elastisch) hydrofiele zwachtel ineen. | 5.1 | 82 | 5 | ||
101 | Waar zitten de punt en de slippen van de driekante doek? | De punt zit aan de kant waar de korte zijde bijelkaar komen, de slippen waar de lange zijde bij een korte zijde komt | 5.1 | 83 | 5 | ||
102 | Waarvan wordt een driekante doek gemaakt? | Katoen of vlieseline. | 5.1 | 83 | 5 | ||
103 | Wat zijn de standaard afmetingen van een driekante doek? | een lange zijde van ± 130 cm en 2 korte zijde van ± 95 cm. | 5.1 | 83 | 5 | ||
104 | Welk gaas gebruiken we bij voorkeus bij een brandwond en waarom? | metallinegaas of verband of ander niet aan de huid hechtend gaas of verband, omdat dit niet of amper aan de wond plakt en zuurstof doorlaat. | 5.1 | 83 | 5 | ||
105 | Waarvan is gemetalliseerd verband gemaakt? | van sterk vochtopnemend materiaal, bedekt met geperforeerd aluminium | 5.1 | 83 | 5 | ||
106 | Hoe kunnen we een driekante doek in de EH gebruiken? | geheel uitgevouwen; eenmaal dubbelgevouwen (voro kinderen); in vieren gevouwen (brede das); in zessen gevouwen (smalle das; voor kinderen) | 5.1 | 83 | 5 | ||
107 | Welke soorten watten kennen we binnen de EHBO en wat zijn hun eigenschappen? | - witte watten: vetvrij en kunnen veel vocht opnemen; - vette watten: veerkrachtig, pluizen, neemt geen vocht op; - synthetische watten: veerkrachtig, nemen vocht op. | 5.1 | 81 docenten | 5 | ||
108 | Wat is de functie van een dekverband? | - het voorkomen dat meer ziektekiemen in de wond komen; - het opnemen van bloed en vocht. | 5.1 | docenten | 5 | ||
109 | Wat zijn de voor- en nadelen van elastisch hydrofiel zwachtel? | Voordelen: sluit goed aan, plooit niet, kans op verschuiven is zeer klein; nadelen: kan te strak worden aangelegd | 5.1 | docenten | 5 | ||
110 | Waarvan is cambric zwachtel gemaakt? | van stevig, niet rekbaar materiaal | 5.1 | docenten | 5 | ||
111 | Waarvoor wordt een huidontsmettingsmiddel gebruikt? | voor het doden van ziektekiemen | 5.2 | 85 | 5 | ||
112 | Wat is een verbandschaar? | een speciale schaar met een stompe punt en een knik in de 'bek'. | 5.2 | 85 | 5 | ||
113 | Waarvoor wordt een pincet gebruikt? | voor het verwijderen van bijvoorbeeld een splinter uit de huid. | 5.2 | 85 | 5 | ||
114 | Waarvoor worden dekens gebruikt? | onder meer om SO's te beschermen tegen afkoeling | 5.2 | 85 | 5 | ||
115 | Wat kan je met een blusdeken? | vlammen doven | 5.2 | docenten | 5 | ||
116 | Waaruit bestaat een dekverband in het algemeen? | - steriel gaas; - synthetische of witte watten; - (elastisch) hydrofiel zwachtel; - (stukje) kleefpleister. | 5.3 | 87 | 5 | ||
117 | Wat zijn de eisen van een dekverband? | - de steriliteit van het gebruikte materiaal moet worden gehandhaafd; - het verband moet onmiddellijk op de juiste plaats worden gelegd en mag niet meer verschuiven; - het verband mag niet knellen. | 5.3 | docenten | 5 | ||
118 | Wat zijn de verschijnselen van een wond? | De huid is beschadigd; er is meestal bloed te zien; het slachtoffer heeft pijn. | 6 | 96 | 6 | ||
119 | Wat is het doel van de eerste hulp bij een vleeswond? | verdere besmetting / infectie / verder bloedverlies voorkomen. | 6 | 96 | 6 | ||
120 | Wat is een infectie? | Als ziektekiemen in de wond de overhand krijgen. | 6 | 97 | 6 | ||
121 | Wat zijn de verschijnselen van een ontstekingsreactie? | Pijn, roodheid, zwelling en warmte. | 6 | 97 | 6 | ||
122 | Wat zijn wonden die zelf kunnen worden behandeld? | Snijwondjes, schaafwonden en splinterverwondingen. | 6 | 98 | 6 | ||
123 | Welke doordringende wonden kennen we? | Doordringende borstwond en doordringende buikwond | 6 | 98 | 6 | ||
124 | Op welke zijde moet het slachtoffer stabiel liggen bij een doordringende borstwond? | Op de gewonde zijde, tenzij daar een voorwerp uitsteekt. | 6 | 98 | 6 | ||
125 | Wat zijn de verschijnselen bij een doordringende buikwond? | een wond ter hoogte van de buik, soms uitpuilende darmen | 6 | 99 | 6 | ||
126 | Wat de de EH bij een doordringende buikwond? | SO laten liggen; voorwerpen niet verwijderen die uit de wond steken; wond afdekken (om uitstekend voorwerp heen); uitpuilende darmen niet terug duwen; professionele hulp inroepen | 6 | 99 | 6 | ||
127 | Wat is besmetting? | Er zijn ziektekiemen in de wond | 6 | 97 docenten | 6 | ||
128 | Wat de de EH bij een doordringende borstwond? | SO in halfzittende houding brengen; voorwerpen niet verwijderen die uit de wond steken; wond afdekken (om uitstekend voorwerp heen); bij stabiele zijligging op de gewonde zijde, tenzij uitstekend voorwerp; professionele hulp inroepen | 6 | 98 docenten | 6 | ||
129 | Wat zijn de verschijnselen bij een doordringende borstwond? | een wond ter hoogte van de borst kortademigheid, soms slurpend geluid hoorbaar | 6 | docenten | 6 | ||
130 | Wat is het doel van de eerste hulp bij een ernstig uitwendige bloedverlies? | Bloedverlies stoppen / verminderen | 7 | 102 | 7 | ||
131 | Waar oefenen we druk uit bij een ernstig uitwendig bloedverlies? | Op de plaats van de wond. | 7 | 102 | 7 | ||
132 | Wat doen we met voorwerpen die in de wond zitten en waarom? | Laten zitten,anders is de kans op extra schade vergroot en de bloedvaten kunnen dan verder opengaan. | 7 | 103 | 7 | ||
133 | Waarop moet je letten bij een wonddrukverband? | Dat het dekverband ruimt wordt bedekt met de synthetische of vette watten en dat de synthetische of vette watten uitsteken buiten het ideaal- of cambriczwachtel. | 7 | 103 | 7 | ||
134 | Wat is het gevaar van groot bloedverlies? | Shock | 7 | 105 | 7 | ||
135 | Hoe oefen je druk uit op een wond waaruit glas steekt? | Zo goed mogelijk druk uitoefenen aan weerzijden van het stuk glas en de wondranper naar elkaar toedrukken. | 7 | 104 docenten | 7 | ||
136 | Wat doen we met slachtoffers met een ernstige uitwendige bloeding? | Bij voorkeur laten liggen | 7 | docenten | 7 | ||
137 | Waarom moeten de synthetische watten uitsteken bij een (wond-) drukverband? | Om afknellen te voorkomen | 7 | docenten | 7 | ||
138 | Waaruit bestaat een wonddrukverband? | - dekverband (steriel gaas, witte watten, hydrofiel zwachtel); - drukverband ( synthetische watten, ideaalzwachtel of cambric zwachtel) | 7 + 5.1 | 103 +87+92 | 7 | ||
139 | Wat is het doel van de eerste hulp bij shock? | Verergering van de shock voorkomen. | 8 | 108 | 8 | ||
140 | Wat zijn de verschijnselen van shock? | Het slachtoffer voelt zich ellendig; ziet er slecht uit en maakt een zieke indruk; het voelt koud en klam aan, is dorstig , misselijk en onrustig, angstig , slap en krachteloos; pijn; bij blanke mensen wordt de huidskleur 'grauw'; bij mensen met een gekleurde huid is dit moeilijker te zien; in alle gevallen worden de nagelbedden bleek. | 8 | 108 | 8 | ||
141 | Wanneer spreken we van een shock? | Wanneer er niet genoeg bloed door de bloedvaten wordt gepompt. | 8 | 109 | 8 | ||
142 | Wat kunnen de oorzaken zijn van een shock? | - uitwendig of inwendig bloedverlies; - vochtverlies door uitgebreide tweede en derde graad brandwonden; - stoornissen in de pompfunctie van het hart; - allergieën. | 8 | 110 | 8 | ||
143 | Wat moet het eerst gedaan worden bij een kneuzing of verstuiking? | Het getroffen lichaamsdeel hoogleggen en koelen | 9.1 | 114 | 9 | ||
144 | Wat is het verschil tussen een kneuzing of verstuiking? | Bij een verstuiking is er letsel aan een gewricht met mogelijk beschadiging van de gewrichtsbanden. | 9.1 | 115 | 9 | ||
145 | Wat zijn de verschijnselen van een kneuzing of verstuiking? | Eerst alleen pijn; daarna zwelling (soms pas na langere tijd); later (soms) blauwe verkleuring; soms onvermogen het getroffen lichaamsdeel te gebruiken | 9.1 | 114 docenten | 9 | ||
146 | Wat verstaan we onder kneuzing en verstuiking? | Een beschadiging van de 'weke delen' tussen huid en bot. | 9.1 | 115-117 | 9 | ||
147 | Waarom verwijder je sieraden bij een kneuzing aan de ledematen? | In verband met zwelling door de kneuzing. | 9.1 | docenten | 9 | ||
148 | Wat zijn de kenmerken van een open botbreuk of ontwrichting? | Pijn; onvermogen het getroffen lichaamsdeel te gebruiken; zwelling; soms een abnormale stand, een abnormale beweeglijkheid en een uitwendige wond. | 9.2 | 118 | 9 | ||
149 | Wat is er gebeurd bij een ontwrichting? | zoveel kracht op het gewricht uitgeoefend dat de gewrichtskop uit de kom schiet. | 9.2 | 119 | 9 | ||
150 | Waardoor wordt de ergste pijn veroorzaakt bij een botbreuk? | doordat het botvlies scheurt. | 9.2 | 121 | 9 | ||
151 | Waarmee kan je rust en steun geven aan een gewond lichaamsdeel bij en botbreuk en/of ontwrichting? | Hand, pols en onderarm: mitella; elleboog, bovenarm en schouder: brede das; naast een gewond been bij voorkeur langs de gehele lengte: dekenrol. | 9.2 | 122 | 9 | ||
152 | Waarop moet je extra bedacht zijn als het slachtoffer een motorongeval heeft gehad? | Op botbreuk van rug- of nekwervel. | 9.2 | 124 | 9 | ||
153 | Wat zijn de kenmerken van een ribbreuk? | Pijn ter plaatse; pijn bij het ademen; een oppervlakkige ademhaling. | 9.2 | 125 | 9 | ||
154 | Wat zijn de kenmerken van een wervelbreuk? | pijn en/of functiebeperking in nek of rug; eventueel tintelingen en/of verlammingsverschijnselen in armen of benen | 9.2 | 124-125 | 9 | ||
155 | Hoe behandel je een brandwond? | Verwijder sieraden; koel tenminste 5 minuten met lauw, rustig stromend leiding water, desnoods met slootwater; verwijder sloffen en kousen tenzij de vastzitten; verwijder kleding die vastzit aan een verbrande plek niet, maar houd deze nat. | 10.1 | 128 | 10 | ||
156 | Waardoor kunnen brandwonden ontstaan? | Door vuur, hete voorwerpen en vloeistoffen; (inademing van) rook of hete gassen of dampen; straling en door chemische stoffen of elektriciteit. | 10.1 | 129 | 10 | ||
157 | Wat zijn de verschijnselen van de diverse brandwonden? | 1e graad: rode huid, licht gezwollen en pijnlijk; 2e graad: rode huid, licht gezwollen, pijnlijk en blaren (soms pas na enige tijd); 3e graad: grauwwitte (gekookt) of zwarte (verkoold) huid; normale soepelheid weg, niet pijnlijk. | 10.1 | 131 | 10 | ||
158 | Hoe spoel je een oog? | Het slachtoffer laten liggen; het oog open (laten) houden; naar de buitenooghoek toe sloepen; ervoor zorgen dat het spoelwater niet in het andere oog komt; tenminste 10 minuten bij een brandwond en bij bijtende stoffen minstens 30 minuten. | 10.1 | 134 | 10 | ||
159 | Wat is de 'regel van 9' en wat is de verdeling? | Het schatten van de grootte van de brandwond. Het hoofd 9%, de romp (voor en achter) 2 x 18%, de armen 2 x 9%, de benen 2 x 18%, de schaamstreek 1% | 10.1 | 136 | 10 | ||
160 | Hoe kan je een slachtoffer met een hitteberoerte afkoelen? | Met behulp van een ventilator, door hem af te sponsen of door hem in een nat laken te wikkelen. Het water mag niet ijskoud zijn. | 10.2 | 139 | 10 | ||
161 | Welke vormen van oververhitting kennen we en wat zijn daarvan de verschijnselen? | Hittekramp: pijn in spieren van armen en benen; warmtestuwing: bleke huid, hevig transpireren, warme, droge huid, hoofdpijn, misselijkheid; hitteberoerte: verwardheid en bizar gedrag, bewustzijnsdaling, eventueel toevallen, mogelijk shock, eventueel stilstand van de bloedsomloop. | 10.2 | 138-139 | 10 | ||
162 | Wat is de eerste hulp bij de vormen van oververhitting? | Hittekramp: minder laten inspannen, eventueel naar koele plaats, extra laten drinken en iets zouts laten eten; warmtestuwing: naar koele plaats brengen, veel water met zout laten drinken (1 theelepel op 1 liter water); hitteberoerte: naar koele plaats, actief afkoelen, bij bewustzijnsdaling niet laten drinken, vitale functies beoordelen en veilig stellen, professionele hulp inroepen. | 10.2 | 138-139 | 10 | ||
163 | Wat zijn de verschijnselen bij de verschillende graden van bevriezing? | 1e graad: bleekgrijze huid en pijnlijk (na ontdooien rood tot violet); 2e graad: blaren, gevulde met helder of bloederig vocht, zeer pijnlijk; 3e graad: spierwit en gevoelloos. | 10.3 | 142 | 10 | ||
164 | Wat is de EH bij bevriezing? | 1e graad: bevroren lichaamsdelen opwarmen; 2e graad: bevroren lichaamsdlen op warmen, bij voorkeur met lichaamswarmte, blaren intact laten en afdekken, professionele hulp inroepen; 3e graad: bevroren lichaamsdlen op warmen, bij voorkeur met lichaamswarmte, professionele hulp zo snel mogelijk inroepen | 10.3 | 142 | 10 | ||
165 | Wat is bevriezing? | Het lichaam is niet in staat plaatselijk de lichaamstemperatuur op peil te houden. | 10.3 | 142 | 10 | ||
166 | Welke soorten onderkoeling kennen we en wat zijn de bijbehorende verschijnselen? | lichte
onderkoeling: Salchtoffer aanspreekbaar, bleek, klaagt over kou en
vrmoeidheid, klappertanden, voelt koud aan en rilt; ernstige onderkoeling:Slachtoffer is suf, wil slapen of is juist olverdreven vrolijk; agressief gedrag mogelijk, seteeds meer storing vitale functies; ademhaling en bloedsomloop toenemend trager. |
10.4 | 144, 146 | 10 | ||
167 | Wat is de EH bij onderkoeling? | lichte onderkoeling: in warme, beschutte omgeving brengen, zo nodig natte kleding verwijderen, opwarmen met warme douche, kruiken, dekens (ook om het hoofd), warme dranken (geen alcohol), voedsel; ernstige onderkoeling: in warme, beschutte omgeving brengen, natte kleding verwijderen als mogelijk zonder hem te bewegen, anders alleen toedekken, tegen verdere afkoeling beschermen, niet actief opwarmen, vitale functies beoordelen en veilig stellen, professionele hulp inroepen. | 10.4 | 145 | 10 | ||
168 | Waarvan is warmteverlies afhankelijk? | omgevingstemperatuur, luchtvochtigheid, windsnelheid, mate van bescherming, bouw en conditie van het SO | 10.4 | 145 | 10 | ||
169 | Hoe kan je een slachtoffer met een lichte onderkoeling opwarmen? | Met een warme douche, kruiken, dekens (ook om het hoofd), warme dranken (geen alcohol), voedsel. | 10.4 | 145 | 10 | ||
170 | Waarom moet het hoofd bij onderkoeling ook bedekt worden bij onderkoeling? | omdat het lichaam de meeste warmte via het hoofd verliest | 10.4 | docenten | 10 | ||
171 | Waarvan hangt de schade bij een elektriciteitsongeval af? | Van de spanning, van de stroomsterkte, frequentie en weerstand; tijdsduur van de blootstelling; van de weg die de stroom door het lichaam kiest; omgevingsfacturen; individuele factoren. | 10.5 | 150 | 10 | ||
172 | Waarop moet je letten bij een elektriciteitsongeval? | Eigen veiligheid. | 10.5 | 150 | 10 | ||
173 | Hoe kunnen giftige stoffen in het lichaam komen? | Via het spijsverteringskanaal, via de luchtweg en via de huid. | 11 | 156 | 11 | ||
174 | Wat is het risico bij een vergiftiging met een petroleumproduct via het spijsverteringskanaal? | Chemische longontsteking | 11 | 158 | 11 | ||
175 | Wat moet je doen bij een slachtoffer die een bijtend gif heeft binnen gekregen via het spijsverteringskanaal en die bij bewustzijn is? | Zo snel mogelijk 1 tot 2 glazen water laten drinken (kinderen ½ tot 1 glas) en daarna de mond spoelen; geen braken opwekken; professionele hulp inschakelen. | 11 | 158 | 11 | ||
176 | Waarom geef je bij een bijtend gif via het spijsverteringskanaal water te drinken? | om het gif te verdunnen. | 11 | 158 | 11 | ||
177 | waarom laat je het slachtoffer bij een bijtend gif niet braken? | anders komt het gif nogmaals langs slokdarm en mond/keelholte. | 11 | 158 | 11 | ||
178 | Waarom laat je het slachtoffer bij een niet bijtend gif braken? | om het nog niet in het bloed opgenomen gif uit het lichaam te verwijderen. | 11 | 158 | 11 | ||
179 | Waarom laat je het slachtoffer bij een niet bijtend gif niet drinken? | Gif lost op in water en wordt daardoor sneller opgenomen in het bloed. | 11 | 158 | 11 | ||
180 | Welke soorten vergiften onderscheiden we bij de eerste hulp? | Bijtende stoffen; petroleumproducten en overige stoffen. | 11 | 156-157 | 11 | ||
181 | Wanneer mag de neus bij een bloedneus niet gesnoten worden? | Wanneer de bloedneus het gevolg is van een slag of stoot tegen het hoofd. | 13.1 | 170 | 13 | ||
182 | Wat moet je doen bij een bloedneus? | - eerst de neus 1 keer laten snuiten; - met de duim en wijsvinger de neus, 10 minuten, tegen het neustussenschot drukken, onder het neusbeentje; - daarna voorlopig niet of voorzichtig laten snuiten | 13.1 | 169 | 13 | ||
183 | Wat kan de oorzaak zijn van een bloedneus? | - hard snuiten; - slag of stoot tegen de neus; - schedelletsel; - aangezichtsletsel; - geen aanwijsbare oorzaak. | 13.1 | 169 | 13 | ||
184 | Wanneer is hulp van een arts noodzakelijk bij een bloedneus? | - als na 10 minuten dichtdrukken de bloeding niet is gestopt; - als bij het dichtdrukken SO bloedsmaak in de mond krijgt en telkens moet slikken; - als het slachtoffer bloedverdunnende middelen slikt. | 13.1 | 169-170 | 13 | ||
185 | Wat is de eerste hulp bij een uitgeslagen tand? | - SO laten zitten; - tandarts laten bellen en vragen of SO snel kan komen; - uitgeslagen tand bij de kroon vastpakken en vluchtig schoon spoelen met melk of eventueel water; - uitgeslagen tand in wat melk of speeksel bewaren; - gezicht en mond schoon vegen. | 13.1 | 170-171 | 13 | ||
186 | Waarom moet een SO met een uitgeslagen tand snel naar de tandarts? | als de tand snel wordt teruggezet, kan hij weer aangroeien. | 13.1 | 170 docenten | 13 | ||
187 | Wat moet je doen bij een loszittende tand? | - tand laten zitten en SO moet zo snel mogelijk naar tandarts. | 13.1 | 170 | 13 | ||
188 | Wat is de eerste hulp bij een tand door de lip? | - de wond met steriel gaasje met duim en wijsvinger dicht drukken; - controle tand compleet en goed in de kaak; - kijken of er een stuk tand of ander vreemd voorwerp in de wond aan de lip zit. | 13.1 | 170 | 13 | ||
189 | Wat kan je doen bij een voorwerp in de neus? | - niet verstopte neusgat dicht houden; - SO de neus laten snuiten; - professionele hulp inroepen. | 13.2 | 171 | 13 | ||
190 | Wat kan je doen bij een insect in het oor? | - lauw water in het oor druppelen; - professionele hulp inroepen. | 13.2 | 171 | 13 | ||
191 | Waarop moet je letten bij het verwijderen van een voorwerp uit de huid? | - er moet een grijpbare punt zijn; - splinter in de lengterichting uit de huid trekken; - splinter zo dicht mogelijk bij de huid vastpakken. | 13.2 | 171 | 13 | ||
192 | Wanneer mag je een voorwerp niet uit de huid trekken? | - als het voorwerp niet makkelijk te verwijderen is; - als het voorwerp een vishaak is. | 13.2 | 171 | 13 | ||
193 | Wat kunnen de verschijnselen zijn van een kwallensteek? | - plaatselijke irritatie: pijn, heftige brandende jeuk, roodheid, zwelling, blaren; bij contact ogen: pijnlijke, brandende ogen; - vergiftigingsverschijnselen: braken, duizeligheid, (neiging tot( bewusteloosheid, spierkrampen, bewegingsonrust, verwardheid; - algemene overgevoeligheidsreactie: plaatselijke irritatie, vergiftigingsverschijnselen, benauwdheid, shock en eventueel stilstand van de bloedsomloop. | 13.3 | 172 | 13 | ||
194 | Wat verergert de pijn bij een kwallensteek? | wrijven met zand of handdoeken. | 13.3 | 173 | 13 | ||
195 | Wat kan je doen bij een kwallensteek? | - geruststellen; - voorzichtig afspoelen met zeewater of verdunde azijn; - bij geraakte ogen: SO niet in de ogen laten wrijven en naar arts laten brengen; - bij overgevoeligheidsreacties is professionele hulp direct gewenst. | 13.3 | 173 | 13 | ||
196 | Wat is de eerste hulp bij een insectensteek? | - angel verwijderen met pincet of nagel; - nat of koud kompres op de steekplaats leggen; - als wond erg dik wordt: naar arts; - als SO in mond of keel gestoken is: direct naar arts. | 13.4 | 174 | 13 | ||
197 | Waarop moet je letten bij het verwijderen van een angel? | Dat het eventueel aanwezige gifblaasje niet wordt leeggeknepen. | 13.4 | 174 | 13 | ||
198 | Wat kunnen de verschijnselen zijn van een overgevoeligheidsreactie op een insectensteek? | - grote rode, jeukende vlekken op de huid; - gezwollen oogleden; - stoornissen in de vitale functies. | 13.4 | 174 | 13 | ||
199 | Waarvan leven teken? | uitsluitend van bloed. | 13.4 | 175 | 13 | ||
200 | Waar zijn teken te vinden? | ze hangen aan grashalmen en takken; ze klampen zich vast aan passerende dieren en mensen. | 13.4 | 175 | 13 | ||
201 | Hoe kan je een teek verwijderen? | - met een speciale tekenpincet; - met een draaiende beweging; - pas na verwijdering alcohol of benzine gebruiken. | 13.4 | 175 | 13 | ||
202 | Wat moet je SO vertellen bij een tekenbeet? | - datum tekenbeet noteren; - bij klachten datum tekenbeet aan huisarts laten melden. | 13.4 | 175-176 | 13 | ||
203 | Waar moet je voor zorgen dat het slachtoffer doet bij een oogletsel? | Niet in het oog wrijven. | 13.6 | 178 | 13 | ||
204 | Welke oogletsel kennen we in de eerste hulpverlening? | -
vuiltje in het oog; - doordringende oogwond; - lasogen; - stomp oogletsel; - bevroren oog; verbranding aan het oog; - bijtende stof in het oog. |
10.1, 10.3,13.6 | 134-135,143, 178-180 | |||
205 | Wat moet er worden gedaan bij een slangenbeet? | - SO beschrijving vragen van de slang, deze gegevens doorgeven aan professionele hulp; - SO moet zichzelf en het getroffen lichaamsdeel zo onbeweeglijk mogelijk houden - SO met spoed naar ziekenhuis; - niet uitzuigen of getroffen lichaamsdeel afbinden. | 13.7 | 181 | 13 | ||